In juni 1722 viel Cornelis van Campen ongelukkig in een kuip nabij een bouwketel en is daarbij zodanig verbrand dat hij de volgende dag overleed. Zijn weduwe, Goverdina de Jong, baarde een postume zoon, die zij naar wijlen haar man Cornelis noemde en liet dopen op 9 augustus 1722 in 's-Grevelduin-Capelle.
Cornelis Adriaansen van Kampen was weduwnaar van Mari Hoefnagel en woonde te Capelle, toen hij aldaar op 21 april 1720 trouwde met Goverdina de Jongh, jongedochter, wonend te Sprang. Goverdina was gedoopt in Sprang op 21 januari 1691 als dochter van Gozuinus de Jongh en Maria Prasers. Op 20 november 1721 in Sprang verdeelden Cornelis van Campen en Goverdina de Jongh samen met haar broers en zussen de erfenis van Goverdina's ouders.
Goverdina en Cornelis lieten een dochter Maria dopen op 27 april 1721 in 's-Grevelduin-Capelle. Goverdina heeft aldaar het begraven van haar man aangegeven op 5 juni 1722 in de classe Pro Deo (gratis). Twee maanden later werd hun zoon Cornelis gedoopt.
Cornelis van Campen is hoogstwaarschijnlijk gedoopt op 11 december 1689 in 's-Grevelduin-Capelle als zoon van Adriaen Arisse van Campen (een zoon is van mijn voorvader Adriaen Thonis de Jonge van Campen) en diens vrouw Marie Wouters Kleijn (±1655-1730). Cornelis' dochter Maria lijkt dus naar haar beide grootmoeders te zijn vernoemd. Over deze Maria van Campen heb ik verder niets kunnen vinden. Ook van haar moeder Goverdina de Jongh kan ik verder niets vinden.