24 augustus 2020

Kort Huwelijk: Johanna Goudswaard (1821-52) en Jan Leeflang (1824-96)

Johanna Goudswaard werd geboren op 28-12-1821 in Hellevoetsluis als dochter van Baltum Goudswaard (1800-1864) en diens eerste vrouw Sara Jacoba Kleijn (1798-1837), wier vader Maarten Kleijn sluiswachter der marine was. Baltum Goudswaard werkte als huistimmerman op 's lands werf. Van zijn kinderen was er, naast Johanna, slechts één die ook de volwassen leeftijd bereikte: Sara Margarieta Goudswaard (1833-1871). 
Na het overlijden van zijn eerste vrouw is Baltum Goudswaard op 7-9-1838 in Hellevoetsluis hertrouwd met Jannetje Vroom (1811-1860) uit Medemblik, wier vader Jacob Vroom bij de marinewerf werkte als boekhouder. 

Johanna Goudswaard trouwde op 20-6-1851 in Hellevoetsluis met de 3-jaar-jongere klerk Jan Leeflang jr. Hij kwam uit een gezin van 12 kinderen en is geboren op 7-7-1824 in Hellevoetsluis als zoon van loods Jan Leeflang (1781-1841) uit Middelharnis en zijn vrouw Cornelia Baggerman (±1787-1868) uit Middelburg, die op 7-3-1808 in Hellevoetsluis waren getrouwd.

Na 6 maanden huwelijk is Johanna Goudswaard op 30-jarige leeftijd kinderloos overleden op 7-2-1852 rond 5:00 in Hellevoetsluis. 

Overlijdensacte van Johanna Goudswaard.

18 augustus 2020

4e graads verwantschap in 1760 in Limburg

Bloedverwantschap (consanguinitas), ofwel een genetische relatie, is een beletsel voor een huwelijk, wanneer de echtelieden verwant zijn tot in de 3de graad, vroeger zelfs tot in de 4de graad. Voor de berekening van het aantal graden van bloedverwantschap telt men het aantal geboortes tussen de aanvragers en de gezamenlijke voorouders. 

Onderstaande huwelijksdispensatie, wegens 4e graads verwantschap, somt een hele reeks aan voorouders op voor de bruid en bruidegom:

Schimmert en Maastricht - 17 en 18 augustus 1760 - brief en schema van Laurentius Peulen pastoor in Schimmert en briefje van T.H. Randaxh vice-pastoor van st. Martinus "trajecti ad Mosam" [= Maastricht] vanwege een absente pastoor, als aanvraag voor dispensatie vanwege 4e graad bloed-verwantschap in verband met het voorgenomen huwelijk tussen:
  • Godefridus Voncken, parochiaan van Schimmert, zoon van Marten Voncken, Marten zoon van Elisabet Aerts, Elisabet, dochter van Maria Willems, Maria dochter van Petrus Willems en Catharina Coox; en
  • Joanna Elisabeth Habets, parochiane van Hulsberg, dochter van Anna Catharina Sleijpen, Anna Catharina dochter van Catharina Willems, Catharina dochter van Wilhelmus Willems, Wilhelmus zoon van Petrus Willems en Catharina Coox.

Bron: Huwelijksdispensaties Maastricht bij Gen Bronnen.

7 augustus 2020

Pieter van Hellemon (1775-1835)

De Pieter van Hellemon in dit verhaal werd gedoopt op 6-4-1775 in Middelburg als zoon van Marcus van Hellemont (1745-1817) en diens eerste vrouw Jannetje Kezee. Pieter's vader is in 1789 hertrouwd met Helena Weesepoel (±1765-1843) en kreeg met haar nog diverse kinderen. Pieter's jongste halfbroer was Marcus van Helmond (1808-1852).

In de herfst van 1798 werd Pieter vermeld als inwoner van Kleverskerke ten noordoosten van Middelburg. Op 6-4-1800 ging Pieter van Hellemond in Middelburg in ondertrouw met Johanna Bastiaanse, die eveneens afkomstig was uit Middelburg. Zij kregen 5 dochters genaamd Jannetje (1801-1838), Willemina (1809-1841), Cornelia, Janna en Johanna, waarvan alleen de oudste 2 de volwassen leeftijd zouden bereikten en bovendien met dezelfde man zouden trouwen. 
Pieter's eerste vrouw, Johanna Bastiaanse, is overleden op 13-3-1818 in Middelburg-Ambacht en was toen 39 jaar oud. Haar ouders zijn hoogstwaarschijnlijk Jan Bastiaanse en Willemina Janse Bakker.

Middelburg

Pieter van Hellemon was in 1816-17 werkzaam als voerman. Op 4-7-1818 werd in Middelburg een relaas opgetekend van Pieter van Hellemon, trekker van schepen en landman, van een bij hem gedane ontdekking van het verzakken van de dijk aan de mond van de Nieuwe Haven. Op 77-1821 verkreeg Pieter van Hellemont, trekker van schepen en landman, een schadevergoeding wegens het verlies van paarden, welke uit hoofde van besmettelijke ziekte op last van het Stedelijk Bestuur van Middelburg zijn gedood. Het betrof de ziekte “Kwade Droes”, een ernstige ziekte van o.a. paarden en ezels. Besmette dieren kunnen binnen enkele weken sterven, maar de ziekte kan ook chronisch worden waardoor de ziekte jarenlang kan worden verspreid. Dat is waarschijnlijke de reden dat het Stedelijk Bestuur besloot om besmette dieren af te maken.