28 april 2015

Lidewij in't Veld had "de zonden van overspel" begaan

De kerk van Goudswaard
In 1743 bekende Lidewij in't Veld, echtgenote van Dirk Maertense van Es, dat zij verscheidene malen "de zonden van overspel, soo met getrouwde als ongetrouwde personen" had begaan. 
Lidewij was gedoopt op 8-2-1700 in Goudswaard in de Hoeksche Waard als dochter van Cornelis Simons in 't Veld en Hester Opperel.
Zij was gehuwd met Dirk Maertense van Es. Hij is gedoopt op 31-12-1690 in Nieuwe Tonge als zoon van Maerten Jansz van Esch en diens eerste vrouw Jacomina Cornelisse Hondertjaer, die op Goeree-Overflakkee woonden. Maerten is op 13-6-1706 in Dirksland hertrouwd met Pieternella Frans, weduwe van Cornelis Willemsz Trommel.


Dirk van Es en Lidewij in't Velt lieten in Middelharnis de volgende kinderen dopen:
  1. Cornelis op 9-9-1724 met get. Cornelis Maartense van Es & Maatje Maartense van Es;
  2. Abram op 6-10-1727 met get. Francijntje Andries;
  3. Jacomeintie op 12-12-1736 met get. Adriaantie Janze Berkhof.
Doopinschrijving van dochter Jacomeintie op 12-12-1736 in Middelharnis.
Bron: Jan Both, Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621-1811, Cor Coene Genealogie Site, 17e Eeuwse Dopen in Middelharnis van Leo Akershoek, Families of South-Holland CD-Rom, FamilySearch.

18 april 2015

Naar het tuchthuis voor "Oranje Boven" roepen

Een dag nadat erfstadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht werd op 19-1-1795 de Bataafse Republiek uitgeroepen, die eindigde met een grondwetswijziging in 1801. Tijdens deze periode was het strafbaar om "Oranje Boven" te roepen.
Een 71-jarige vrouw die dat toch had gedaan op zaterdag 18-4-1795 werd een uur op een schavot te pronk gezet met roeden om haar hals en bordjes op haar borst en rug, waarop met grote letters de tekst "Rustverstoorster" stond. Vervolgens is de bejaarde vrouw voor 12 jaar naar het tuchthuis gestuurd.

Groninger Courant, 24-4-1795

13 april 2015

Jean en Jacques Wolters, 19e eeuwse witte boorden criminelen

Jean Wolters (1810-1889) en zijn jongere broer Jacques Wolters (1823-1885) waren respectabele bankiers in Venlo ... tot de zaken misliepen.

Jean en Jacques waren zonen van Louis Wolters (1787-1859), koopman en bankier, en Anne Ursula van Esch (1786-1856). Jacques Wolters had ook de firma C. De Gruijter - na de dood van zijn schoonvader - voortgezet. Wethouder P. Sander te Venlo sprak als getuige voor de rechtbank met lof over de levenswijze van de beklaagden, over de grote werkzaamheid van Jean Wolters en kon volstrekt geen verkwisting constateren, maar gaf aan dat voor het grote huishouden van Jacques wel veel geld kostte.

In de periode 1883-1884 werden rechtzaken gevoerd tegen de broers Jean en Jacques Wolters wegens:
1.  bankbreuk; door het ten eigen bate aanwenden van gelden of geldswaardige papieren, die hun in bewaring waren gegeven, en door het vervalsen van de boekhouding,
2. het ten eigen bate aanwenden van stukken, behoorende aan een instelling,
3. Jean, als penningmeester van een gemeentelijke instelling van waldadigheid, het verduisteren van gelden boven de f. 4000.
De stichting betrof de Heutz stichting.

De Tijd, 2-7-1883

De beide broers werden bij vonnis der Rechtbank te Roermond failliet verklaard en opgesloten. Voor het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in de zomer van 1883 werden 27 getuigen gedagvaard. Belangrijk waren de verklaringen van de curators in het faillissement. De broers waren ver achter met de boekhouding, waardoor het moeilijk zowel onmogelijk was de balans van de jaren 1865-1878 op te maken. Er was een tekort op de balans van 1½ miljoen gulden. De beide broers werden veroordeeld tot celstraffen van resp. 2 en 1 jaar en ook geldboetes.

Begin 1884 volgde het hoger beroep bij het gerechtshof in Arnhem, waarbij de advocaat-generaal 8 resp. 7 jaar tuchthuisstraf en opnieuw geldboetes eiste.

De Tijd, 28-1-1884

Jean Wolters werd door de Rechtbank in Arnhem veroordeeld tot 6 jaar tuchthuisstraf in het tuchthuis te Leeuwarden. Jacques werd tot 4 jaar "correctioneele" gevangenisstraf veroordeeld. Ook kregen zij geldboetes opgelegd. Beiden dienden een verzoek tot gratie in, maar in beide gevallen werd dit afgewezen en dus moesten de broers de tuchthuisstraf ondergaan.

9 april 2015

Schilder Johannes Adrianus van Cina viel in 1934 van een steiger

Johannes Adrianus van Cina was op 9-4-1872 in Rotterdam geboren als zoon van Paulus van Cina (1833-1923) en Ida van den Born, die op 18-8-1858 in Rotterdam waren getrouwd. Johannes Adrianus was in 1903 na 6 jaar huwelijk gescheiden van zijn eerste echtgenote, Anna Helena Bouwmeester (1868-1912). Daarna trouwde hij 2 zussen; eerst Antonia Gerarda Hofman (1882-1928) en, na haar overlijden, Johanna Antonia Hofman (1880-1952), zie hieronder. Zij waren buitenechtelijke dochters van ene Antonia Hofman.

Voorwaarts, Sociaal-Democratisch Dagblad, 28-11-1928

Johannes Adrianus van Cina werkte als schilder, toen hij op 28-9-1934 's middags van 7½ meter hoog van een steiger viel in de Brielsche Laan in Rotterdam. Met een schedelbreuk werd hij overgebracht naar het ziekenhuis aan de Coolsingel, waar hij is overleden.

Het Vaderland, 29-9-1934.

 Voor meer informatie over de familie Van Cina, zie ook: Wie zijn de ouders van Paulus van Cina (±1750-1815)?.

3 april 2015

De wederwaardigheden van 16e eeuwse Dirck Jacobsz. van Deyl

Uit het testament van de bode Dirck Jacobsz. van Deyl, opgemaakt op 4-4-1584 te Wassenaar, blijkt dat hij nogal gebrouilleerd was met zijn enige zoon Jacob uit zijn eerste huwelijk: 

 Dirck Jacobsz. van Deyl stelt dat Trijtge Willemsdr., zijn eerste vrouw, in de troubelen is overleden en dat zijn middelen van bestaan zeer verminder waren, zodat hij geen kans zag zich te onderhouden, doch dat sommigen van zijn buren hem hebben geholpen.
Hij is tot binnen het huis van zijn zoon Jacob gegaan en is daar enige dagen geweest voor zijn huisvesting, doch deze heeft hem geen bijstand of mondcost gegeven en zijn zoon had hem veel liever laten vergaan, zodat hij genoodzaakt was (overmits hij een oud man was die wel gemak en bijstand behoefde) hem zelfve met een gezellinne en huisvrou ten huwelijk heeft begeven met Neeltge Jansdr., zijn jegenwoordige huisvrouw, die hem tot heden zeer getrouwde diensten heeft bewezen en hem hulp en bijstand heeft verleend. Hij wil derhalve dat zij daarvoor beloond wordt.
Hij verklaart dat Neeltje boven de getrouwe dienst tot zijn onderhoud in de boedel nog gebracht heeft 10 pond groot vlaams haar bij overlijden van haar zoon en dochter aangekomen en nog enige haringen door haar zoon op haringvaart gewonnen. Hij wil dat al zijn bezittingen zullen gaan naar Neeltge en zij moet aan Jacob uitkeren 1 gulden en zo hij daarmee niet accoord gaat, dan zal deze gulden gaan naar de huisarmen van Wassenaar.

Dirck Jacobsz. van Deyl en zijn zoon Jacob zijn voorouders van mijn neefje Thom Bos.