31 mei 2015

Het rampjaar 1315

Vanaf mei 1315 bleef het ca. 10 maanden vrijwel ononderbroken regenen, terwijl de temperatuur laag bleef. Daardoor kon het graan op de akkers niet rijpen. Door het natte weer kon ook geen zout worden gewonnen, waardoor vlees niet kon worden gepekeld om het langer goed te houden. 
Ook in het voorjaar van 1316 bleef het doorgaan met regenen. Een grote hongersnood volgde, die in grote delen van Noordwest-Europa meer dan 2 jaar aanhield. Het hoogtepunt van de hongersnood kwam in 1317, toen ook in de lente van dat jaar het natte weer aanhield. 

Ziektes als longontsteking, bronchitis, tyfus en tuberculose sloegen toe. Gewone mensen schuwden geen enkel middel om aan een beetje voedsel te komen. De nood was zo hoog, dat in oude kronieken zelfs over kannibalisme en kindermoord werd geschreven. Mogelijk zou 10-15% van de bevolking zijn overleden.


28 mei 2015

De verdwenen koe

Jenneke Embregtsz, weduwe van Claas Jansz van Dongen, wonende in 't Moer, legt op 23-5-1738 in Loon op Zand - op verzoek van Dingeman Jan Dingemans - een verklaring af. Zij heeft haar verdwenen koe teruggevonden bij Pieternel Paans, weduwe van Jan, genaamd de Messenmaker, in Oosterhout.
Uit het Rechterlijk Archief Loon op Zand 1736-38 (R94).

Voor genealogische gegevens van bovengenoemde Pieternel Paans (1676-1739), weduwe van Jan van der Sloot, zie: http://www.vanhengel.net/JanArie/Genealogie/Paans/paans.htm#p927.

20 mei 2015

Catharina Paans (1752-1821) werd verlaten door haar 2de man

Catharina Paans was een dochter van Magdalena Proper (1724-96) uit Rotterdam en haar tweede echtgenoot, Adrianus Paans, uit de Langstraat in Brabant. Zij werd op 20-2-1724 in Rotterdam gedoopt. Getuigen bij Catharina's doop waren Margarieta en Lijsbeth Gildeklack, familie van haar moeder's moeder.
Catharina trouwde in Rotterdam op 7-5-1785 met Johannes Barend Wesseling, een jongeman uit 't Graafschap Tekelenburg in Duitsland, wonend aan de Schuddevissteeg in Rotterdam.

Tecklenburg

Johannes Barend Wesseling en Catharina Paans lieten 4 kinderen dopen in de periode 1786-91 voor hij op 25-1-1794 overleed en 4 dagen later in Rotterdam werd begraven. Binnen 13 maanden na zijn dood waren ook hun jongste 2 kinderen overleden.
Catharina Paans hertrouwde op 4-11-1794 in Rotterdam met Jan Kleijbeuker, weduwnaar van Neeltje Metje van Alfen, die op 5 augustus van datzelfde jaar was overleden. Jan was op 11-5-1756 in Rotterdam gedoopt als zoon van Jan sr. (†1799) en Willemijntje Fris (†1784).

Rotterdamsche Courant, 22-9-1804

In de herfst van 1804 werd een oproep geplaatst in de Rotterdamsche Courant om Jan Kleijbeuker op te sporen, want hij was verdwenen en Catharina wilde scheiden. Vervolgens werd de echtscheiding uitgesproken.

Catharina's zoon Johannes Hermanus Wesseling (1786-1860) trouwde in 1817 met Anna Pijnacker (1786-1863) en zij kregen kinderen, waaronder in 1820 een dochter Dirkje, die de volwassen leeftijd zou bereiken. Catharina Paans overleed op 7-10-1821 in Rotterdam.

12 mei 2015

Runderpest in de 18e eeuw

Door de import van vee uit Duitsland en Denemarken kwam ook de runderpest naar Nederland. In de periode 1713-1720 stierven duizenden koeien aan de pest. De dode dieren werden eerst vaak in de sloten gegooid, wat de epidemie alleen maar verergerde. De overheid verordonneerde daarom dat de dode dieren begraven moesten worden. Ver van de boerderij werden de dieren begraven  in door sloten omgeven stukjes land. Later werden deze met bomen beplant. Zo ontstonden de pestbosjes die nu nog hier en daar herkenbaar zijn in het open land. Op 31 julij 1714 publiceerden de gedeputeerden van de Staten 's lands van Utrecht een verbod voor den invoer van rundvee uit Friesland. 


   
Ter vergaderinge den 13 May 1740 hebben de Gedeputeerde Staten van stadt Groningen ende Ommelanden doen te weeten: "Hoe ons dagelijks meer en meer koomt te geblijken, dat in dese ongelukkige tijden verscheide beesten komen te sterven, welke onbegraven op de landen en wegen en en elders blijven leggen, waar uit quaden stank ja grotere onheilen van infectie en verder verderf zoude konnen voortkomen."  
In 1744 was er in Groningen opnieuw sprak van "aanwysinge der teekenen van de vreemde en quaadtaardige siekte onder het rundvee, met eenige remedien daar tegen uit Brabant en Holland overgesonden." In 1745 hebben de Staten van stadt Groningen en Ommelanden doen te weeten: "Hoe wy op onze jongste staatse vergaderinge van den 27 deser onse deliberatien daar heen hebben laten gaan wat præcautien dienden te werden genomen, omtrent den uit en invoer van beesten en van schapen by deze continuerende calamiteuse sterfte onder het runtvee."

Bronnen: Epidemieën en plagen in Nederland 1500-2000 en Venster Op De Venen.

8 mei 2015

Jan Gherit Brocken, misdadiger

In de Algemene Protocollen van het Rechterlijk Archief van Tilburg, bewerkt door Jan Trommelen, is de volgende passage te vinden over Jan Gherit Brocken, die waarschijnlijk een broer is van mijn voorouder Joost Gerit Jans Brock.

Op 8-5-1562  werd Jan Gherit Brocken genoemd als een misdadiger, die verantwoordelijk was voor de neerslag van Jan Handricus Brabans, overledene. De misdadiger zal schuldig en gehouden zijn te laten doen tot lafenis van de ziel zaliger gedachtenis 100 kloostergewinnen. Nog daarenboven een waskaars van een pond in de kerk van Tilborch voor dat eerwaardig heilig Sacrament. Nog daarenboven te beginnen een bedevaart naar dat Heijlich Bloet te Boextel met een kaars van een pond en nog een bedevaart naar Sint Adriaens - en die te beginnen binnen een jaar als de mindadiger zijn vrijlating door de Heer zal hebben. Nog daarenboven zal hij gehouden zijn de vrienden een ootmoed op te leggen en te betalen de somma van 70 zoenguldens, die de ene helft nu terstond binnen 8 of 14 dagen en de andere helft met Sint Jacobsmis nu aanstaande voldaan moet zijn.