25 december 2013

Olijf Boschman?!

In het doopboek van Herwijnen kwam ik een Olijf Boschman tegen, die aldaar op 25-12-1659 een zoon Jan liet dopen: 
   
Olijf Boschman liet op 25-12-1659 in Herwijnen een zoon Jan dopen.

In het trouwboek van Herwijnen wordt hij op 12-6-1658 vermeld als Elijs Lambertsen Boschman, weduwnaar van Maeijke Ariens. Hij trouwt dan met Stijntjen Aerts Snouck, die ook in Herwijnen woonde. 

20 december 2013

Sophia van der Maa (±1636-1710) werd tot levenslang veroordeeld wegens een zedenmisdrijf

Sophia van Noortwijck
Sophia van der Maa (±1636-1710), weduwe van IJsbrant van Noortwijck (1625-1679), en moeder van 7 kinderen, werd tot levenslang veroordeeld. Zij werd ervan beschuldigd haar dochter, Sophia van Noortwijck (1673-1710, afbeelding rechts), tot ongeoorloofd gedrag te hebben aangezet, maar Sophia sr. weigerde te bekennen. Haar dochter, daarentegen, bekende meteen alles wat haar ten laste werd gelegd, al ontkende zij stellig dat haar moeder daarbij een rol had gespeeld.

In december 1700 werd Sophia van der Maa op last van het Hof overgeplaatst naar het tuchthuis in Gouda. Een door haar ingediend gratieverzoek werd in 1703 afgewezen omdat het ongebruikelijk was ‘in zodanige infame crimina [..] pardon te geven’. 

15 december 2013

Cent Gijsbertsz vond dat de chirurgijn zijn vrouw zieker had gemaakt

De Puttershoekse chirurgijn Aron Marinisen eiste op dinsdag 11-7-1634 te Puttershoek van Cent Gijsbertsz. betaling van 9 gld. 3 stuivers over het cureren van zijn huisvrouw zaliger, "noch in haren doot bedde ende dranck gemaeckt als mede eens gelaten ter aders". Cent was het hier niet mee eens en zei dat de toestand van zijn vrouw na behandeling door de chirurgijn erger was geworden.

8 december 2013

Bastiaantje Staasen zei in 1686 dat Cornelis Bestebroer de vader was

Doopinschrijving in Maasdam van Bastiaantje Staasen's buitenechtelijke dochter Cornelia

In Maasdam liet Bastiaantje Staasen op 8-12-1686 haar buitenechtelijke dochtertje Cornelia dopen, "waarvan sij segt vader te zijn" Cornelis Cornelissen Bestebroer (1663-1717). Cornelis kan hebben ontkend of geen zin hebben gehad om de verantwoordelijkheid op zich te nemen, want hij trouwde reeds op 4-5-1687 in de Sint-Anthoniepolder met de aldaar geboren Neeltje Ariense Polderdijk (1665-1717). Zij lieten samen 9 kinderen dopen in de periode 1688-1708: Maria, Adriana, Frans (mijn voorouder), Arie, Joost, Francijntje, Lena en Cornelis (2x).  

Huwelijksinschrijving van Cornelis Cornelisse Bestebroer en Neeltje Ariense Polderdijk

2 december 2013

Grietje Groeneweg en Maria Leenheer vermoordden 2 baby's

Grietje Groeneweg is gedoopt op 30-6-1776 in Barendrecht als een dochter van Arij Bastiaans Groeneweg. Arij was als  j.m., geb. te Carnisse, won. te Strevelshoek, op 27-10-1771 in Barendrecht getrouwd met Maria Cornelisse Leenheer, j.d., geb. en won. te Strevelshoek, beiden kerkelijk onder Rijsoord. Maria was gedoopt op 28-8-1746 in Rijsoord als dochter van Cornelis Ariens Leenheer en Maijke Fransen Plaisier.

Op 28-11-1803 stonden Grietje Groeneweg en haar moeder Maria Leenheer terecht in Dordrecht voor de Hoge Vierschaar van Zuid-Holland. Zij hadden samen 2 voldragen kinderen van Grietje na de geboorte omgebracht.
Grietje had als dienstmeisje gewerkt, eerst in Rhoon, later in Rotterdam. Zij was 2 maal zwanger geraakt en zowel in november 1799 als in mei 1803 in haar ouderlijk huis bevallen, waarbij alleen haar moeder aanwezig was geweest. De buren en familie wisten niets van de zwangerschappen. De eerste baby was overleden nadat het onbedekt in de vrieskou was neergelegd. De tweede baby was gesmoord. Vervolgens begroeven de vrouwen samen de kinderen in de tuin naast het huis.

Tijdens het proces bekenden de vrouwen de moorden en gaven zij ook details prijs, die alleen de daders konden weten. Het vonnis op 2-12-1803 luidde dat moeder en dochter zouden worden gewurgd, destijds de gebruikelijke straf voor een dergelijk misdrijf.
Op 6 december, de avond voordat het vonnis zou worden uitgevoerd, werden de beide vrouwen in hun cellen bezocht door predikanten om te proberen troost te brengen, toen beide vrouwen beweerden "dat zij van het pleegen van dodelijke kindermoorden onschuldig waren". Dat maakte op de predikanten een dermate diepe indruk dat zij nog diezelfde avond met hun verklaringen naar de baljuw gingen om te vragen of er geen sprake kon zijn van een gerechtelijke dwaling. 
Daarop nam de Hoge Vierschaar uitgebreid de tijd om alle getuigen nog eens te horen. Na beraad luidde op 17-10-1804 het vonnis dat beide vrouwen zouden worden gegeseld en gebrandmerkt met voor Maria 40 jaar tuchthuis en voor Grietje 70 jaar tuchthuis, gevolgd door levenslange verbanning uit Holland. 
 
Het Goudse tuchthuis

Maria Leenheer overleed op 4-7-1812 in Gouda, 65 jaar oud. Aan het begin van de 19e eeuw bestond het tuchthuis van Gouda uit verschillende grote en kleine gebouwen, gescheiden door 2 binnenplaatsen. De gevangenen stonden om half 5 op en aten brood. Daarna werkten ze tot 10 uur in één van de werkplaatsen. Van 10 tot 11 uur hadden ze pauze en kregen ze een kop soep. De volgende maaltijd was om 3 uur: ratjetoe (stamppot) of een andere warme schotel. Na een wandeling over de binnenplaats gingen ze weer naar de werkplaats, waar ze tot half 8 aan de slag waren. Na een broodmaaltijd zochten de gevangenen de slaapzaal op, waar om 9 uur het licht uitging. Eens in de 3 maanden nam Iedereen een bad in koud, lauw of warm water, dat bepaalde de arts.

Bronnen: NGV-CD, FamOfSH-CD, M. van Elswijk: De geschiedenis van het Tuchthuis, H. van Dolder-de Wit: De geschiedenis van het Tuchthuis te Gouda (1611-1861) en H. Aartoom's "Justitieklanten in vroeger tijd", blz. 53, gebaseerd op "Baljuw en Hoge Vierschaar van Zuid-Holland 1574-1811".