21 september 2020

De carrière van zeeman Jacob Jacobse Stam uit Rotterdam

Zeeman Jacob Jacobse Stam werd remonstrants gedoopt op 25-8-1681 in Rotterdam als jongere zoon van Jacob Gerrits Stam (†1729) en diens eerste vrouw Joosje Pots (±1650-1682). De getuigen bij zijn doop waren Geertruit Gerrits (zijn tante) en Gerrit Stam (òf zijn oom òf zijn opa). De remonstranten (ook wel rekkelijken genoemd) waren een afsplitsing van de gereformeerde kerk. Rond die tijd was de remonstrantse kerk officieel verboden, maar werd in de praktijk wel gedoogd.
Jacob Jacobse Stam had o.a. een oudere broer Gerrit, gedoopt op 6-3-1675 in Rotterdam. Hun jongste zus, gedoopt op 5-12-1683 in Rotterdam, werd Joosje genoemd naar hun moeder, die waarschijnlijk kort na haar geboorte is overleden.
Jacob was slechts 4 jaar oud toen zijn vader als weduwnaar op 16-12-1685 is hertrouwd met Maertie Heindricks de Coninck, weduwe van Andries Gerritsz. Bij de zeereizen van Jacob Jacobse Stam worden zijn vader Jacob Stam en stiefmoeder Maertie Heindricks genoemd als begunstigden van zijn inkomsten.

Een fluitschip
Als 20-jarige voer Jacob Jacobse Stam op 25-4-1702 uit als konstabelsmaat op het fluitschip “Jerusalem” voor de V.O.C. kamer van Rotterdam. De “Jerusalem” was een 622-tonner (lengte 130 voet*, breedte 33 voet, holte 14½ voet). Het schip stond onder leiding van schipper Hendrik Bichon met 118 zeelieden en 45 soldaten aan boord.
De konstabel en zijn maat Jacob Stam droegen zorg voor het geschut en de munitie. Als de kanonnen niet gebruikt werden moesten ze zorgen dat ze stevig vastgebonden waren en niet tijdens een storm konden gaan rollen. Zij moesten regelmatig het kruid keren en de vaten heen en weer rollen om te voorkomen dat het kruid ging klonteren. Ook waren zij verantwoordelijk voor de handwapens aan boord, zoals kardoesen, handgranaten, stinkpotten, musketten, pistolen en degens.

Kaap de Goede Hoop
Na 5 maanden op zee deed de “Jerusalem” in Zuid-Afrika Kaap de Goede Hoop aan van 17 september tot 14 oktober. Op 14-1-1703 kwamen zij aan in Batavia (tegenwoordig Jakarta in Indonesië).
Reeds op 5-2-1704 voer Jacob Stam weer uit op de “Jerusalem”, maar deze keer onder leiding van schipper David Kodde. Aan boord waren 70 zeelieden, 21 soldaten, 5 ambachtslieden en 1 passagier. Dit keer deden ze de kaap aan van 17 april tot 10 mei en kwamen ze op 6-9-1704 aan in de Ooster-Eems in Groningen.

Jacob Jacobse Stam was zelf konstabel toen hij op 24-12-1704 vanaf Goeree uitvoer met het nieuwe fluitschip “Monster” voor de kamer van Rotterdam. De schipper was Jan Walburg en er waren verder 107 zeelieden, 54 soldaten en 2 passagiers aan boord. Na een reis van 5 maanden deden zij de kaap aan van 30 mei tot 18 juni. Zij kwamen op 10-9-1705 in Batavia aan. Op 30-6-1708 vertrok het fluitschip “Monster” naar Japan en verging toen in de Chinese Zee.
Gelukkig was Jacob Stam toen níet aan boord. Hij vertrok pas op 28-11-1708 uit Batavia met het fluitschip “Huis te Hemert” voor de kamer van Enkhuizen. Aan boord waren 65 zeelieden, 37 soldaten, 3 ambachtslieden en 11 passagiers. Dit schip deed de kaap aan van 11 maart tot 21 april en kwam op 10-8-1709 op Texel aan.

Jacob Jacobsz. Stam maakte carrière, want op 20-1-1710 voer hij uit als onderstuurman op het fluitschip “Duivenvoorde”, dat in grootte overeenkwam met de “Jerusalem” van zijn eerste reis. Als begunstigde van zijn soldij wordt alleen zijn vader nog vermeld. Aan boord waren de schipper Jan Sluis, 108 zeelieden, 55 soldaten en een verstekeling. Na 4 maanden op zee deden ze de kaap aan en op 8-9-1710 kwamen ze aan in Batavia. Jacob vertrok weer op 6-3-1711 met het schip “Standvastigheid” onder schipper Jan Verbruggen. Na een stop van 46 dagen op de Kaap kwamen ze op 5-8-1711 aan op Texel.

Toen Jacob Jacobsz, Stam op 16-1-1714 op het schip “Kiefhoek” met een tonnage van 832 vanaf Goeree vertrok was hij inmiddels opperstuurman. Aan boord waren schipper Kornelis Goudswaard, 140 zeemannen, 41 soldaten en enkele passagiers. Onderweg werd er ook nog een kind geboren. Het eerste deel van de reis verliep voorspoedig, want binnen 4 maanden deden ze de kaap aan. Binnen 4 weken reisden ze weer verder, waarna zij op 13-8-1714 in Batavia arriveerden.

Batavia

Vervolgens is Jacob Jacobsz. Stam weer enige tijd in Azië gebleven. Daar werd hij op 4-12-1718 ontslagen. Zo’n ontslag was doorgaans een strafmaatregel, dus kennelijk heeft Jacob iets gedaan wat niet werd getolereerd. In 1720 is hij zonder gage met de Neptunus teruggekeerd naar Nederland.
Jacob’s gelijknamige vader werd begraven op 28-5-1729 in Rotterdam bij de Prinsenkerk. Hij was toen opnieuw weduwnaar en liet 4 meerderjarige kinderen na. Jacob's broer Gerrit is 2 maal getrouwd en liet 1 meerderjarig kind na toen hij werd begraven op 29-5-1756 in Rotterdam in de kelder van de Franse kerk.

* De Rotterdamse voet is 0,2823 meter.
Bronnen: V.O.C. opvarenden bij het nationaal archiefhuygens.knawVOCsite.nl,

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Heb je aanvullingen of opmerkingen?