Zeeman Jacob Jacobse Stam werd remonstrants gedoopt op 25-8-1681 in Rotterdam als jongere zoon van Jacob Gerrits Stam (†1729) en diens eerste vrouw Joosje Pots (±1650-1682). De getuigen bij zijn doop waren Geertruit Gerrits (zijn tante) en Gerrit Stam (òf zijn oom òf zijn opa). De remonstranten (ook wel rekkelijken genoemd) waren een afsplitsing van de gereformeerde kerk. Rond die tijd was de remonstrantse kerk officieel verboden, maar werd in de praktijk wel gedoogd.
Jacob Jacobse Stam had o.a. een oudere broer Gerrit, gedoopt op 6-3-1675 in Rotterdam. Hun jongste zus, gedoopt op 5-12-1683 in Rotterdam, werd Joosje genoemd naar hun moeder, die waarschijnlijk kort na haar geboorte is overleden.
Jacob was slechts 4 jaar oud toen zijn vader als weduwnaar op 16-12-1685 is hertrouwd met Maertie Heindricks de Coninck, weduwe van Andries Gerritsz. Bij de zeereizen van Jacob Jacobse Stam worden zijn vader Jacob Stam en stiefmoeder Maertie Heindricks genoemd als begunstigden van zijn inkomsten.
 |
Een fluitschip |
Als 20-jarige voer Jacob Jacobse Stam op 25-4-1702 uit als konstabelsmaat op het fluitschip “Jerusalem” voor de V.O.C. kamer van Rotterdam. De “Jerusalem” was een 622-tonner (lengte 130 voet
*, breedte 33 voet, holte 14½ voet). Het schip stond onder leiding van schipper Hendrik Bichon met 118 zeelieden en 45 soldaten aan boord.
De konstabel en zijn maat Jacob Stam droegen zorg voor het geschut en de munitie. Als de kanonnen niet gebruikt werden moesten ze zorgen dat ze stevig vastgebonden waren en niet tijdens een storm konden gaan rollen. Zij moesten regelmatig het kruid keren en de vaten heen en weer rollen om te voorkomen dat het kruid ging klonteren. Ook waren zij verantwoordelijk voor de handwapens aan boord, zoals kardoesen, handgranaten, stinkpotten, musketten, pistolen en degens.
 |
Kaap de Goede Hoop |
Na 5 maanden op zee deed de “Jerusalem” in Zuid-Afrika Kaap de Goede Hoop aan van 17 september tot 14 oktober. Op 14-1-1703 kwamen zij aan in Batavia (tegenwoordig Jakarta in Indonesië).
Reeds op 5-2-1704 voer Jacob Stam weer uit op de “Jerusalem”, maar deze keer onder leiding van schipper David Kodde. Aan boord waren 70 zeelieden, 21 soldaten, 5 ambachtslieden en 1 passagier. Dit keer deden ze de kaap aan van 17 april tot 10 mei en kwamen ze op 6-9-1704 aan in de Ooster-Eems in Groningen.
Jacob Jacobse Stam was zelf konstabel toen hij op 24-12-1704 vanaf Goeree uitvoer met het nieuwe fluitschip “Monster” voor de kamer van Rotterdam. De schipper was Jan Walburg en er waren verder 107 zeelieden, 54 soldaten en 2 passagiers aan boord. Na een reis van 5 maanden deden zij de kaap aan van 30 mei tot 18 juni. Zij kwamen op 10-9-1705 in Batavia aan. Op 30-6-1708 vertrok het fluitschip “Monster” naar Japan en verging toen in de Chinese Zee.
Gelukkig was Jacob Stam toen níet aan boord. Hij vertrok pas op 28-11-1708 uit Batavia met het fluitschip “Huis te Hemert” voor de kamer van Enkhuizen. Aan boord waren 65 zeelieden, 37 soldaten, 3 ambachtslieden en 11 passagiers. Dit schip deed de kaap aan van 11 maart tot 21 april en kwam op 10-8-1709 op Texel aan.