Op 15 augustus 1845 had de huishoudster van Van Giessen, Pietertje Boelen, soep gekookt en daar hadden allen van gegeten. Toen Van Giesen het overgebleven restje de volgende dag wilde opeten, bleek de soep een dusdanige bittere smaak te hebben, dat hij besloot het te laten staan. Vervolgens heeft men de soep aan 2 honden voorgezet, die spoedig daarna stierven. De soep bleek dus vergiftigd te zijn.
Op 17 augustus vond men in een sloot het lichaam van het dienstmeisje, Cornelia Aaldijk. Men vermoedde daarom dat zij de soep had vergiftigd uit wraak omdat Van Giesen haar wilde ontslaan. Haar schuld is echter níet bewezen.
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 26-8-1845 |
Bronnen: Nieuwe Rotterdamsche Courant, Leydse Courant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je aanvullingen of opmerkingen?