Napoleon Bonaparte stelde het aannemen van een vaste
achternaam in Nederland verplicht voor een goede persoonsadministratie:
de "Code Civil" (letterlijk ‘burgerlijk wetboek’), ook de "Code
Napoleon" genoemd
. De gegevens van iedere inwoner werden op een gestandaardiseerde manier vastgelegd. Daartoe werd een nieuwe ambtenaar van de burgerlijke stand aangesteld.
De invoering van de burgerlijke stand begon in het zuiden van het land. In Zeeland was dat in Zeeuws-Vlaanderen in 1796 en in Vlissingen in 1808. De overige delen van Nederland volgden op 18-8-1811. In Zuid-Holland en de Langstraat waren familienamen in de 18e eeuw al in gebruik. Zo werd Cornelis Naecktgeboren al in 1674 met achternaam genoemd in Dubbeldam. Later kreeg hij een schoondochter genaamd Bastiaantje Abrahamme 't Hoertje. Gekke achternamen waren lang voor de Napoleontische tijd al in gebruik!
Toch bleven er in Noord-Nederland nog geruime tijd mensen over die geen achternaam voerden. Op 17-5-1813 werd een decreet uitgevaardigd waarin bepaald werd dat men toch echt voor 1-1-1814 een achternaam moest kiezen. Maar ook dat werd niet overal opgevolgd. Veel later, op 8-11-1825, toen koning Willem I inmiddels regeerde, vaardigde die een Koninklijk Besluit uit waarin werd bepaald dat wie nog geen achternaam had vastgelegd, daar nog 6 maanden de tijd voor kreeg.
Het Koninklijk Besluit in de Groninger Courant van 25-11-1825
Vóór 1811 kon een achternaam nog weleens veranderen. Soms kreeg iemand een bijnaam van zijn omgeving opgedrongen en stond hij voortaan overal onder die naam bekend. Na migratie werd een achternaam soms aangepast, vooral als men in de nieuwe plaats moeite met de buitenlandse klank en spelling had, of men kreeg een nieuwe. Iemand die uit het zuiden kwam, werd bijvoorbeeld "De Vlaming" of "De Waal" genoemd. Een achternaam gebaseerd op de plaats van herkomst of bewoning komt vaak voor. Een ander voorbeeld is Anthonie Pietersz den Engelschen (±1606-±1658).
Voor die tijd werd gebruik gemaakt van een patroniem; een naam die van de naam van de vader is afgeleid. Een voorbeeld is "Cornelis Eerlansz", die een zoon was van "Eerlant Cornelisz".
In de periode 1700-1900 was het in Holland gebruikelijk om de oudste 2 zonen en de oudste 2 dochters naar de 4 grootouders te vernoemen. Indien een naar een grootouder genoemd kind jong overleed, werd een volgend kind opnieuw vernoemd. Soms werd een naam ook vaker gebruikt omdat een naam zowel in vaders als in moeders familie voorkwam.
In de 17e eeuw was het ook wel gebruikelijk om de kinderen eerst naar overleden familieleden te vernoemen. Verder werden kinderen, die geboren werden na het overlijden van de vader, vaak naar de vader genoemd. En als de moeder overleed in het kraambed, werd het kind soms naar haar genoemd. Als het voor één van de ouders een tweede huwelijk was, werd vaak ook een kind naar de overleden man of vrouw vernoemd.
Buitenechtelijke kinderen werden meestal naar de grootouders van moeders kant genoemd en soms naar de vader, bijvoorbeeld als een drukmiddel om hem het vaderschap te laten erkennen. Echter, wanneer een huwelijk bij de geboorte vrijwel zeker was, werden gewoon de normale vernoemingsregels gevolgd. Een zoon werd dan dus naar vader's vader genoemd. Wanneer een ongehuwde moeder later alsnog trouwde kan de naam van een eerder geboren zoon dus een aanwijzing zijn of de bruidegom al dan niet zijn natuurlijke vader was.
Bronnen: Regels voor het vernoemen, De naammythe van Napoleon en Zeeuws Archief.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je aanvullingen of opmerkingen?