16 oktober 2023

Bosschieter Huijbrecht van Kooten (1686-1730) uit Dordrecht

Schipper Huijbert van Kooten legde op 10-7-1727 in Dordrecht een verklaring af dat hij zijn schip door storm en onweer nabij Westkapelle in Zeeland had verloren. Om toch aan inkomsten te komen voor zijn gezin, was hij genoodzaakt geweest om naar Indonesië te varen.

Spiegelretourschip “Everswaart”

Zo was Huibert aangemonsterd op het grote spiegelretourschip “Valkenisse” voor een reis met de V.O.C. naar Indonesië. Hij was daarna weer naar Nederland teruggekeerd met het schip “Saksenburg”,dat was vertrokken op 26-3-1726, de Kaap had aangedaan van 22 mei tot 21 juni en in Nederland was teruggekeerd op 19-10-1726. Zijn functie aan boord was “bosschieter”, dat is een ervaren matroos, die ook belast was met het afvuren van een kanon. Het schip had Kaap De Goede Hoop aangedaan van 22 mei tot 21 juni, waarna Huijbert op 19-10-1726 weer in Nederland arriveerde.

Huibert van Kooten was in 1730 opnieuw als bosschieter in dienst getreden bij de V.O.C. Hij voer uit op 2-5-1730 vanaf Rammekens in Zeeland op spiegelretourschip “Everswaart”. Het schip deed Kaap de Goede Hoop aan van 10 tot 28 augustus 1730 en kwam aan in Batavia op 28 oktober. Huibert is 12 dagen later in Azië overleden op 9-11-1730. Hij was toen 44 jaar oud.

Huijbert van Kooten werd gedoopt op 16-10-1686 in Dordrecht als jongere zoon van schippersgast Matthijs van Kooten en zijn vrouw Elisabeth Huijbertse Back (1652-1741). Dit echtpaar was in Dordrecht getrouwd op 2-6-1675. Op 17-4-1676 lieten zij samen een een testament opmaken. Matthijs van Koten verkocht op 16-12-1698 een huis en erf aan de Riedijk in Dordrecht voor ƒ500 aan Pieter Jansz. de Hart. 

Op 15-5-1712 trouwde Huijbert van Koten met Margeltie Dura.

Huijbert van Kooten was jongeman en woonde op de Rietdijk in Dordrecht, toen hij aldaar op 1 mei 1712 in ondertrouw ging met Magheltie Dura, jongedochter wonend aan de Kleijne Spuijstraet. Zij werd geassisteerd door haar vader en hij door zijn moeder, die geen van beiden met naam werden genoemd. Huijbert en Magheltie trouwden op 15 mei.
Zij waren nog geen jaar getrouwd, toen het begraven van de vrouw van Huibert van Kooten werd aangegeven op 14-1-1713 in Dordrecht.

Huijbert van Kooten woonde nog steeds aan de Rietdijk toen hij op 15-12-1715 in ondertrouw ging met Teuntje Evertse van Tiel, weduwe van Jacob Korthals. Zij woonde nabij het Groothoofd en de Oude Maas. Zij trouwden op de 29e.
Eerder was Teuntje, als jongedochter wonend in de Oude Bree Straat en geassisteert met haar grootmoeder, op 16-1-1707 in Dordrecht in ondertrouw gegaan met Jacob Willemsz. Korthals, jongeman wondend aan 't Groot Hooft. Zij waren op de 30e getrouwd. Dit echtpaar liet op 25-7-1710 een testament op de langstlevende opmaken. Jacob was werkzaam als schipper en liet met Teuntje een zoon Willem dopen op 24-6-1708, een dochter Cornelia op 21-10-1710 en op 17-5-1713 een dochter Helena in Dordrecht.

Samen met Huibert van Kooten liet Teuntje in Dordrecht op 6-9-1716 een dochter Elisabeth dopen, op 23-7-1719 een zoon Evert en een dochter Maijke op 16-11-1721. Kinderen van Huijbert van Kooten zijn begraven in Dordrecht op 4-4-1724 en 16-6-1728.
De enige van Huijbert's kinderen die de volwassen leeftijd bereikte was Elisabeth, die op 24-6-1742 in Dordrecht trouwde met Balthus Joosten (†1797) en met hem kinderen kreeg genaamd Christoffel (1743-1788), Antonia (1745-1748), Huijbert (1755-1802) en Gered (1759-1769).

Hieronder de verklaring die Huijbert van Kooten, schipper, op 10-7-1727 aflegde voor “de heeren Presiderende Borgemr. ende Regeerders van Dordrecht over het verlies van zijn schip:

Geeft met alle eerbiet en onderdanigheijt te kennen Huijbert van Kooten, Schipper borger deser Stad, dat den Supplt. boven ander tegenspoeden het ongelijk heeft gehad, van Sijn Schip bij Westcapel door Storm en onweer inden Jaere 1726 te verlieren, dat hij Supplt. door alle 't Selve buijten Staad geraakt Sijnde om Sijne famielje te konnen maintineren, alsdien op hoop van beter fortuijn, genootsaakt is gewerden nae Oostindien te moeten varen; dat Suppl.t daer geen beter geluk hebbende aengetrffen in 't laast van October desvoorleden Jaars 1726 weder is gerepatrieert, dat den Supplt. tot onderhout van Sijn vrouw en kinderen geerne werder aende vaart Soude Sijn, Edog dat hij Supplt. in geen Staad sijnde om een nieuwe Schuijt te konnen uijthalen, wederomgesien heeft omme een ander voor desen bevaren Schip uijt de Weijnige middelen, die hij nog is hebbende te koopen maer dat hij Supplt. als nog toe geen Schip alhier, t'geen hem wel dienstig Soude wesen kan geraken, waeromme hij SUpplt. genootsaakt is buijten dese Stad nae Sodanig een Schip te Sien, dan alsoo den Supplt. bedugt is, dat off schoon hem mogelijck wel een Schip mogte voorkomen, t'welk alhier ter Stede niet Soude Sijn gemaakt, off nieuwuijtgehaalt en hij Supplt. volgens de keure van het Scheepstimmerluijdengilde met sulx een Schip van dese Stad niet en Soude vermogen vragten aen te nemen en daer mede vaeren op eenige binne plaatse Stede, ofte plaatsen in Hollant, off elders, Zoo keert den Supplt. (alvorens nae een Schip buijten dese Stad, om te Sien) Sigh tot UEd:e Gr: Agtb: met alle onderdanigheijt versoekende, dat Welgem: uEd:e Groot Agtb: aenden Supplt. om de voren bijgebragte en dringende redenen, gelieven te permitteren buijten dese Stad, nae een ander Schip, dat voor desen meer gevoert en bevaren is, te mogen omsien, t'selve Coopen, en als dan daer mede van dese Stad, op andere binnen plaatsen Stede en plaatsen in Holland als elders, te mogen Vaeren en Vragten aen te nemen, niet Jegenstaende Sodanig Schip alhier ten Stede niet mogte Sijn gemaakt ofte nieuw uijtgehaalt, gelijk UEd:e Groot Agtb: voor desen aen verscheijde persoonen, als aen Jan Willemse Sloot, Arij Lugten, Jacob van Overbeek, meer andere, en mede op den 17e: April 1725 aen Abraham van Cappel goet gunstelijk hebben gelieven te accorderen t'welk doende &a. 

(was get.) Huijbert van Kooten en Andries Cant, Procr. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Heb je aanvullingen of opmerkingen?