Een fluitschip |
In die tijd waren lange zeereizen een aanslag op de gezondheid van alle opvarenden. Gedurende de eerste 2 of 3 maanden van de reis liepen nieuwelingen vaak al schuurbuik en tering (tuberculose) op, waardoor ze rond liepen met bleke gezichten, blauwe lippen en gezwollen benen. Ook reumatische klachten kwamen veel voor, wanneer het behalve vochtig ook koud was.
Het werk van een matroos bestond o.a. uit laden en lossen , reinigen, teren en reparaties uitvoeren aan het schip, het af- en aanslaan van de zeilen en de waak- en roergang. De matrozen en soldaten moesten met hun bagagekisten een plaats vinden op een vrij gebleven gedeelte van het dek. Zij moesten in groepen van 8 of 9 man aan hangende tafels de maaltijden uit een gezamenlijke houten bak nuttigen. Als zitplaatsen dienden hun zeemanskisten.
Na 4 maanden op zee deed de “Abbekerk” van 7 juni tot 16 juli Kaap de Goede Hoop aan, waar nieuwe voorraden werden ingeslagen. Vervolgens kwam het fluitschip op 12-9-1703 aan in Batavia (tegenwoordig Jakarta in Indonesië). Arij Huijge Munter is op 11-11-1704 in Azië overleden.
Boekhouding betreffende Arij Huijge Munter tijdens zijn reis met de “Abbekerk”. |
Bronnen: V.O.C. opvarenden bij het nationaal archief, huygens.knaw, VOCsite.nl. GaHetNa.nl, K.J. Slijkerman's "Familiegroepen Munter" in "Ons Voorgeslacht" 2006, A.E. Leuftink: Harde Heelmeesters (Zeelieden en hun dokters in de 18e eeuw), Walburg Pers, 1991..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je aanvullingen of opmerkingen?