Peeterken Lauwerens
(“Pietertge Lauris”) van Dijck was één van de jongste dochters van Lauweris Querijnsz van Dijck (†1637) en Neeltgen Adriaens Hoosge (†1660) die woonden in Charlois bij Rotterdam. Pietertge had oudere zussen genaamd Crijntge, Maertge, Teuntie, Aechje, Machteltge en Adriaentge en een broer Adriaen. Hun moeder is in 1644 in Rotterdam hertrouwd met jonggezel Laurens Cornelisz 'van Mensheerenlandt anders geseijt Moerkercken'.
Adriaen Lauwen, voogd van het weeskind van Maertge Lauwen, en Cornelis Adriaense Wijn, man van Crijntge Lauwense van Dijck, en met procuratie van Crijn Bastiaense Binnewech, als vader en voogd van het weeskind van Maertge Lauwen, en met procuratie van Sijmon Tonisse Stougeswech, man van Adriaentge Lauwen van Dijck, en Clement Crijnen Leegenhouck, als voogd van de vier minderjarige weeskinderen van Lauris Crijnen van Dijck en Neeltge Adriaense Hoosge. Zij willen op 5-7-1646 in Charlois teelland verkopen, waarvan een gedeelte gelegen is in Oud-Pendrecht en dat zij hebben geërfd van Maertge Matijsen hun grootmoeder. Ze kunnen er echter geen koper voor vinden.
Lauris Cornelisz van Moerkercken, wonende te Charlois, als getrouwd hebbende Neeltgen Ariens Hoosge, die weduwe was van Lauris Crijnen van Dijck, transporteerde op 1-8-1657- volgens voorwaarden en verkoop op 4 april en na overgifte door hem gedaan voor het Hof van Holland - aan deurwaarder Anthonij van der Horst - en met kennis en approbatie van Pieterge Lauris, zijn huisvrouwen meerderjarige voordochter, die mede present was - aan de heer Joan Oem en andere heren, die eigenaars waren van de grond: een zekere 'huijsinge, bergen, schuijer ende timmeragie' gelegen in 't Zantblock in Charlois.
Op de lijst van voor het Heilige Avondmaal gesuspendeerde Charloisse lidmaten is omstreeks 1653 genoteerd:
“Pieterken Lauwerens om hoererije – vertrocken”.
Op de Charloisse consistorievergadering van 18-6-1661 werd
Peeterken Lauwerens
door de predikant voorgedragen om weer tot het Avondmaal toegelaten te worden. Hij bracht ter sprake dat zij zich verlopen had aan 'hoererije' en een onecht kind had gebaart dat toen nog in leven was. Omtrent acht jaren was zij van het Avondmaal afgehouden. Aangezien zij betoonde nu 'groot berouw en leet weesen van haer sonde te hebben' en ootmoedig om vergeving verzocht van de ergenis en droefheid die zij de gemeente toegebracht had, verzocht zij wederom tot het Avondmaal toegelaten te worden - na in tegenwoordigheid van de predikanten en 2 leden van de kerkenraad schuldbekentenis te hebben gedaan.
Niet lang daarna zal Pietertge naar Oud-Beijerland zijn vertrokken, waar zij op 21-1-1664 met haar stiefvader als getuige optrad bij de doop van een kind van haar zuster Machteltge.
Bronnen:
K.J. Slijkerman, De Oudere generaties van het geslacht met de naamdragers Van Dijck en Lagenhouck (Leegenhouck) uit Charlois, Ons Voorgeslacht 2012, blz. 97-98;
StadsArchief.Rotterdam.nl
;
E. Kersseboom, Openbare verkopingen en verpachtingen Charlois;
J.P. van der Speck, Oud-Beijerland, dopen 1662-1673.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je aanvullingen of opmerkingen?