Door de import van vee uit Duitsland en Denemarken kwam ook de runderpest naar Nederland. In de periode 1713-1720 stierven duizenden koeien aan de pest. De dode dieren werden eerst vaak in de sloten gegooid, wat de epidemie alleen maar verergerde. De overheid verordonneerde daarom dat de dode dieren begraven moesten worden. Ver van de boerderij werden de dieren begraven in door sloten omgeven stukjes land. Later werden deze met bomen beplant. Zo ontstonden de pestbosjes die nu nog hier en daar herkenbaar zijn in het open land. Op 31 julij 1714 publiceerden de gedeputeerden van de Staten 's lands van Utrecht een verbod voor den invoer van rundvee uit Friesland.
Ter vergaderinge den 13 May 1740 hebben de Gedeputeerde Staten van stadt Groningen ende Ommelanden doen te weeten: "Hoe ons dagelijks meer en meer koomt te geblijken, dat in dese ongelukkige tijden verscheide beesten komen te sterven, welke onbegraven op de landen en wegen en en elders blijven leggen, waar uit quaden stank ja grotere onheilen van infectie en verder verderf zoude konnen voortkomen."
In 1744 was er in Groningen opnieuw sprak van "aanwysinge der teekenen van de vreemde en quaadtaardige siekte onder het rundvee, met eenige remedien daar tegen uit Brabant en Holland overgesonden." In 1745 hebben de Staten van stadt Groningen en Ommelanden doen te weeten: "Hoe wy op onze jongste staatse vergaderinge van den 27 deser onse deliberatien daar heen hebben laten gaan wat præcautien dienden te werden genomen, omtrent den uit en invoer van beesten en van schapen by deze continuerende calamiteuse sterfte onder het runtvee."
Bronnen: Epidemieën en plagen in Nederland 1500-2000 en Venster Op De Venen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je aanvullingen of opmerkingen?