Vader Barend Witvliet beklaagde zich in 1805 over het zeer losbandig leven van zijn 18-jarige zoon Leendert. Hij zou met medewerking van Aren Timmerman "tot goedmaking van zijne nutteloose verkwistingen" zich niet ontzien om van tijd tot tijd winkelgoederen van zijn ouders mee te nemen en in de bank van lening of elders te verzetten. Ondanks "veelvuldige vermaningen en bestraffingen" was hij voor geen rede vatbaar.
De baljuw ondervroeg de vader en zoon en ook Aren Timmerman. Op grond van het 16e artikel Reglement voor de Rechtbank d.d. 29 mei 1804 zou Leendert met rottingslagen worden gekastijd. Hij beloofde beterschap en "op verzoek van zijnen vader, met nader goedvinden van scheepenen" kreeg hij geen slaag, maar kwam er met een "ernstig repriment en bedreyging" van af. Aren werd voor zes dagen 'gespijzigd' met water en brood.
Leendert Witvliet was in Middelharnis gedoopt op 11 juni 1786 als zoon van Barent Cornelisz. Witvliet (1756-1805) en Leentje Leenderts van der Poot (1757-1806). Leendert had een ondere broer Cornelis, gedoopt op 19 mei 1781 in Middelharnis. Zij hadden jongere broers Arent, Jan en Mattheus.
Leendert's broer Cornelis werd in 1840 voor de tweede maal veroordeeld voor eenvoudige diefstal en zat een jaar in de gevangenis in Hoorn (NH), waar hij op 12 september 1841 weer werd vrijgelaten. Cornelis had een kaal hoofd, hoog voorhoofd, lang aangezicht, grote mond, ronde kin, blauwe ogen en gezonde kleur. Hij had lager onderwijs genoten en werkte als bakkersknecht. Cornelis is 5 jaar na zijn vrijlating op 60-jarige leeftijd overleden op 22 december 1846 in Middelharnis.
Hun jongere broer Arent Witvliet (1792-1862) was in 1814 al eens voor diefstal veroordeeld. In 1847 werd hij veroordeeld voor "diefstal gepleegd bij nacht door meer dan één persoon". De straf was "een ½ uur te pronk en brandmerk en 5 jaren tuchthuisstraf", die werd omgezet tot een correctionele gevangenisstraf van 3 jaren.
Leendert Witvliet miste zijn linker been |
Ook Leendert Witvliet heeft enige tijd in de stad Hoorn verbleven voor hij op 3 oktober 1827 aankwam bij de dwangkolonie Veenhuizen, één van de "Koloniën van Weldadigheid". Zijn aangezicht was bleek van kleur, zijn ogen waren blauw en zijn kin was rond. Wat opviel was dat zijn hoofd kaal was en dat hij zijn linkerbeen miste. Na een 6-jarig verblijf werd Leendert Witvliet ontslagen uit Veenhuizen op 4 november 1833.
Zicht op het derde gesticht van Veenhuizen |
Leendert was 47 jaar oud en werkte als mattenmaker toen hij op 11 mei 1834 in Groningen eindelijk trouwde. De bruid was de 50-jarige werkster Hindrikkijn Janssen Bakker. Zij was weduwe van de gepensioneerde soldaat Johan Philipp Kammer, die was overleden op 52-jarige leeftijd op 17 februari 1826 in Groningen. Hindrikkijn was gedoopt in Groningen op 21 januari 1784 als dochter van "vischvrouw" Annegijn Janssen.
Bij zijn overlijden in de Prinsenstraat in Groningen op 18 oktober 1834 rond half 6 's avonds, werd het beroep van Leendert Witvliet omschreven als "inlandsche kramer".
Zijn weduwe is op 20 juni 1841 in Groningen voor een derde keer getrouw met venter Gerrit Wessels, die is gedoopt in Amsterdam op 8-9-1791 als zoon van Pieter Wessels en Agatha Piek. Hendrikkijn is op 61-jarige leeftijd overleden op 7 december 1845 in Groningen. Haar weduwnaar, Gerrit Wessels, is op 73-jarige leeftijd overleden op 1 februari 1865 in Groningen.
Bronnen: Jan Both, Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621-1811, WieWasWie.nl, Drenthe.nl, District Klappers van Zuid-Holland, DTB Transcripties van Cor Koene, AlleGroningers.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heb je aanvullingen of opmerkingen?